Een echte Nederlandse groente verwerkt op een Indische of Indonesische manier. Een combinatie uit twee verschillende keukens die verrassend smaakt. Zelfs als je niet zo’n spruitjes fan bent. Dit recept komt uit ‘De bijbel van de Nederlandse keuken’ die is samengesteld door Janneke Vreugenhil.
Voor 4 personen:
- 2 tenen knoflook, gepeld
- 2 sjalotten, in kwarten
- 4 cm gember, geschild en in schijfjes
- 1 tl sambal manis
- 1 tl bruine basterdsuiker
- zout
- 3 el arachideolie
- 600 ml kokosmelk
- 600 ml groentebouillon
- 4 vastkokende aardappels, geschild en in blokjes
- 500 gram spruitjes, schoongemaakt, grote(re) exemplaren gehalveerd
- 2 stengels sereh, gekneusd en geknoopt
- 4 eieren
- peper
- citroensap
- 100 gram taugé
- een handje bladselderij, grof gesneden
Zo maak je het klaar:
- Maak eerst een boemboe. Maal hiervoor de knoflook, sjalotten, gember, sambal, basterdsuiker met een snufje zout fijn in een vijzel of in de keukenmachine.
- Verhit de olie in een wok of soeppan. Fruit de boemboe een paar minuten tot hij flink gaar geuren.
- Voeg de kokosmelk, bouillon, aardappelen, spruiten en sereh toe. Breng aan de kook, zet het vuur laag en laat de aardappelen en spruiten in 20-25 minuten gaar koken.
- Kook de eieren hard, laat ze schrikken, pel en halveer ze.
- Proef en maak de sajoer op smaak met zout, peper en citroensap.
- Verdeel de sajoer over 4 kommen of diepe borden. Leg in iedere kom 2 halve eieren en wat taugé en bestrooi met selderij. Geef er gekookte rijst en extra sambal bij.